Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Verheug u zeer, [39]gij dochter Sions! juich, gij dochter Jeruzalems! Ziet, [40]uw Koning [41]zal u komen, rechtvaardig, en [42]Hij is een Heiland; [43]arm, en rijdende op een ezel, [44]en op een veulen, [45]een jong der ezelinnen. 39. Dat is, gij volk van Jeruzalem, ja gij volk Gods, zo Joden als heidenen. 40. Te weten, Christus Jezus. 41. Tot uw best, tot uwe hulp; zie Jes.62:11, enz.; Matth.21:5. 42. Of, verlosser, die al zijne uitverkorenen verlossen zal uit het geweld des duivels, van den dood en van al hunne vijanden. Anders: die met heil voorzien is; of behouden is, te weten uit zijn lijden, door zijn eigen goddelijke kracht, om zijne kerk zalig te maken. Verg. Jes.53:8; Hebr.5:7. 43. Slecht, verachtzaam, in de gedaante van een knecht, Fillip.2:7, enz. 44. Of, namelijk. 45. Dat is, hetzelfde wat Hij straks gezegd heeft; zie Matth.21:5; Joh.12:14.